Niet langer onbelast bijverdienen

In 2018 besliste de regering dat er tot EUR 6.000 (door indexatie in 2020 EUR 6.340) onbelast kan bijverdiend worden. De regeling stootte echter op heel wat weerstand, onder andere bij zelfstandigen die concurrentievervalsing naar voor brachten.

Het Grondwettelijk Hof heeft de regeling vernietigd aangezien het niet-belasten van sommige bijverdiensten discriminerend is tegenover de belasting die wordt geheven op de inkomsten van de werknemers en zelfstandigen.

Naar aanleiding van de vernietiging heeft de regering een nieuwe regeling uitgewerkt dit van toepassing is vanaf 1 januari 2021. Op die manier bijft er een apart statuut behouden voor het verenigingswerk.

 

Sportmedewerkers 

Voor 2021 is er een tussentijdse regeling voor (betaalde) medewerkers van sportverenigingen (v. jeugdtrainers en scheidsrechters). Er geldt een bijzonder fiscaal tarief van 20% op het bruto bedrag van de bijverdienste. Na aftek van het kostenforfait van 50% daalt de werkelijke belasting op de bijverdienste naar 10%. Het maximaal bedrag van de bijverdienste bedraagt EUR 6.390 .

Andere bijverdieners

Personen die betaalde klusjes uitvoeren bij particulieren of betaalde medewerkers van socio-culturele verenigingen zien hun bijverdiensten belast als beroeps- (of divers) inkomsten.

Er wordt verwacht dat er een nieuwe spelregels komen tegen 2022.

Deeleconomie

Bijverdieners in de deeleconomie via erkende deeleconomieplatformen worden belast op hun bijverdiensten aan 20% met ook hier een forfaitaire kostenaftrek van 50%. Dit brengt de reële belastingsdruk ook voor deze bijverdiensten op 10%. Het maximumbedrag bedraagt ook hier EUR 6.390.

Let op! Vanaf 1 februari moeten de erkende deeleconomieplatformen verplicht 10,70% bedrijfsvoorheffing inhouden.

 

Het maximumbedrag van EUR 6.390 geldt voor het totaal van de bijverdiensten (cumul). Indien ook maar 1 EUR boven de EUR 6.390 wordt verdiend, wordt het volledige bedrag aanschouwd als beroepsinkomen en belast tegen de gebruikelijke belastingtarieven.